Curaçao is een droog eiland met weinig vruchtbare grond. De plantages op Curaçao waren klein en er werd vooral voedsel verbouwd voor de inwoners van Willemstad. Na de afschaffing van de slavernij in 1863 bleven veel mensen op de plantages wonen omdat er op het eiland geen andere landbouwgrond was. Dat gebeurde vooral in het wat meer afgelegen westen van Curaçao.
Op plantages als Savonet in het noordwesten van het eiland, betaalden de vroegere slaafgemaakten hun huur vaak met gedwongen arbeid voor de landeigenaar, de Shon. In de praktijk verbeterde het leven van de nu vrije mensen dus niet zo veel. Mensen bleven arm en afhankelijk van de huurbaas, de vroegere slavenhouder. Deze vorm van uitbuiting heette paga tera en ging op Savonet door tot na 1950.